Nieuwe KNZB niveau 2 opleiding biedt coaches brede basis
Nieuwe KNZB niveau 2 opleiding biedt coaches brede basis
Bij de KNZB is de opleiding tot trainer/coach niveau 2 het startpunt voor beginnende coaches en instructeurs leszwemmen. Tot op heden wordt de opleiding voor elke zwemsporttak afzonderlijk aangeboden. Om aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de sportwereld, de KNZB Jeugdsportvisie en behoeften vanuit verenigingen en zwemsporters gaat dit wijzigen. In de loop van het komende wedstrijdseizoen wordt de nieuwe, generieke niveau 2 opleiding aangeboden vanuit de overtuiging dat de zwemsport en de (jeugdige) zwemsporter gebaat is bij een trainer/coach die breed opgeleid en breed inzetbaar is binnen een vereniging.
Een nieuwe start
In de opleiding – die volop in ontwikkeling is - wordt nog meer stilgestaan bij de pedagogische- en didactische kant van trainerschap en hoe op een verantwoorde manier een training of les aan met name, jeugdige zwemsporters te geven. Centraal uitgangspunt is om op een leuke, inspirerende manier de zwemmer te enthousiasmeren en gelijktijdig de nodige basisvaardigheden en technieken aan te leren.
De KNZB heeft expert Petra van Rooijen gevraagd om de nieuwe sport generieke niveau 2 opleiding te ontwikkelen, in lijn met de eveneens vernieuwde Kwalificatie Structuur Sport (KSS). Eén opleiding voor trainer/coaches én instructeurs voor alle zwemsporten en het leszwemmen. Voor beginnende kaderleden die een groep zwemmers begeleiden, maar ook voor kaderleden die misschien al een hele tijd aan de badrand staan en hun horizon willen verbreden.
Op dit moment lopen meerdere pilots voor deze vernieuwde opzet van de niveau 2 opleiding waaraan een gemêleerd gezelschap deelneemt. “Dat vanuit alle disciplines cursisten aanwezig zijn, was precies de opzet. Of het nu coaches/instructeurs zijn voor leszwemmen, één van de zwemsporten, training geven aan jongere zwemmers of oudere zwemmers; iedereen kan van elkaar leren. Je ziet duidelijk interactie ontstaan tussen de cursisten vanuit de verschillende disciplines en er wordt veel van elkaar geleerd. De cursisten leren meer sporttakoverstijgend en vanuit een pedagogische perspectief te kijken.. Laat het leren van strakke technieken een beetje los. Dat komt op latere leeftijd of later moment vanzelf, als sporters meer beweegervaring hebben opgedaan . Geef iemand de ruimte om zichzelf te ontwikkelen’’ legt Van Rooijen uit.
Maar ik ben toch waterpoloër?
Een eventuele zorg dat een generieke opleiding af zou schrikken ten opzichte van een sport specifieke opleiding bleek ongegrond. “Ik constateerde juist dat de cursisten diverse sport specifieke elementen en vaardigheden gingen toepassen binnen de eigen lessen/trainingen. Zo gebruikte een zwemtrainer waterpoloballen om meer spelenderwijs en anderzijds te bewegen. Het behoeft natuurlijk geen toelichting dat de factor plezier de boventoon voerde. Precies zoals we het tegenwoordig graag zien.’’
Onze wereld verandert..
De hele denkwijze in het overbrengen van vaardigheden moet veranderen willen we de instroom van zwemmers bij verenigingen blijven garanderen. “Je ziet dat oefenvormen steeds breder toepasbaar zijn. Er is veel meer aandacht voor het individu, dat hierdoor nog meer gemotiveerd wordt en daardoor meer plezier beleeft aan de zwemsport. De beste instructeur/coach is niet altijd degene die alles technisch perfect aanleert. De tijd dat vanaf de badrand de instructeur hiërarchisch met fluitjes alles regelde ligt echt achter ons. Kinderen stonden toen netjes in een rijtje op de kant op hun beurt te wachten. Nu ligt het bad vol met verschillende materialen die worden gebruikt op hele diverse manieren, om te organiseren, variëren, differentiëren en ingezet worden op nieuwe manieren. Bijvoorbeeld op een plankje staan en dan vooruit komen op je eigen manier, wat helpt bij balans en vormspanning, een sporter uitdaagt en zelf laat ontdekken. Dit draagt bij aan de motorische ontwikkeling, autonomie en plezierbeleving en is dus ook voor alle zwemsporten geschikt is. Als dat lukt zie je het plezier, de zwemvaardigheid, en daarmee de veiligheid in het water, toenemen. Dit stimuleert een leven lang zwemmen en draagt bij aan zorgeloos zwemplezier.’’ aldus Van Rooijen.
Een ander voordeel van een plezierige beleving van de zwemsport ziet Van Rooijen in het behoud van de kinderen voor de zwemsport. Van Rooijen tot besluit: “Als je jonge kinderen tijdens de zwemlessen en vervolglessen/trainingen zo enthousiast krijgt en weet te behouden voor het zwemmen en de kinderen vol enthousiasme thuis vertellen hoe leuk het was, heb je ze (en de ouders) vanzelf warm gemaakt voor de zwemsport. Speel daarop in en je ledenwerving wordt een succes. Daar ben ik van overtuigd.’’
Tom Rikhof, voorzitter Nederlandse Vereniging van Zwemsporttrainers|Zwemcoach NL en hoofdtrainer (sinds 2011) van ZPC AMERSFOORT: ‘‘Mijn eigen visie sluit goed aan bij deze ontwikkeling van de KNZB. Inmiddels sta ik zo’n 25 jaar langs de badrand; van zwemles en het aanleren van zwemslagen, tot het begeleiden van topsporters in de zwemsport. Ik heb dat gedaan in een kleine-, in een middelgrote- en nu nog steeds in een zeer grote vereniging. Dat doe ik met passie en plezier en dan wil je maar een ding: anderen meenemen in die passie en het plezier van de sport. En of dat nu zwemmen, waterpolo, synchroonzwemmen, schoonspringen is of turnen of judo… Er zitten universele systemen in elke sport en één daarvan is lesgevers/trainers de vaardigheden aanleren of verbeteren om een leuke les verzorgen en dit veilig te kunnen doen. Veel KNZB-verenigingen hebben een sportaanbod van verschillende disciplines: het is niet onlogisch dat iemand binnen één club meerdere sporten volgt, maar dus ook niet onlogisch dat één coach meerdere sporten begeleid.’’
Het kind en plezier centraal stellen
Een generieke opleiding moet er voor zorgen dat de basis wordt veranderd en verankerd in alle sporten. “Vanuit het kindperspectief gekeken. Hoe willen zij sporten en hoe beleven zij sporten in plaats van hoe ziet een eindplaatje (met een medaille om je nek) eruit? Of hoe heb ik zelf sport beleefd? In de psychologie is een bekend fenomeen ‘the peak-end-rule’. Je onthoud alleen het einde en wat je hebt ervaren als intens (piekmoment). Bijvoorbeeld die medaille. Iemand die zelf sport, of heeft gesport, is dus al beïnvloed. Hij of zij projecteert de eigen (piek)ervaring op de wijze van training geven. Het is goed om nu een opleiding te hebben die bij het begin begint. Wat willen de kinderen? Training geven wordt hiermee hopelijk ook meer laagdrempelig, je hoeft niet een theoreticus te zijn, een studiebol die energiesystemen en trainingsleer uit z’n hoofd kent, maar vooral weet hoe je een hele toffe juf of meester kan zijn die passie en plezier over kan brengen.” Rikhof, tot slot: “Als we in de toekomst meer breed opgeleide trainers kennen die handelen via de KNZB Jeugdsportvisie, dan – is mijn absolute overtuiging - groeien clubs in omvang en in niveau, ongeacht de plaats of de mogelijkheden.’’