Bepalingen schoonspringen
1. Documenten
1.1 F-Reglement Schoonspringen
1.2 Voorbeelden van spronggroepen
De tekeningen van de sprongen dienen zuiver als voorbeeld.
Voorover – 101 C zweef voorover gehurkt van de 1 meter plank [101C]
Achterover – 201 B zweef achterover gehoekt van de 1 meter plank [201B]
Contra – 301 A contra zweefsprong gestrekt van de 1 meter plank [301A]
Binnenwaarts – 403 B anderhalve salto binnenwaarts gehoekt van de 1 meter plank [403B]
Schroef – 5132 D anderhalve salto voorover met hele schroef in de vrije houding van 1 meter plank [5132D]
Handstand – 612 B handstand met één salto voorover gehoekt van het 10 meter platform [612B]
1.3 Schoonspring almanak
1.4 Opleidingsmateriaal schoonspring officials
Lesboek beoordelaar 6 schoonspringen:
Lesboek 6 versie 4 0 0 2023
Lesboek jurysecretaris T schoonspringen:
Lesboek T 4 0 1 KNZB versie jul 2023
Beoordelingsformulier scheidsrechter 5 schoonspringen:
Beoordelingsformulier scheidrechter 5 met toelichting 2024
2. Houding van springers, trainers en officials tijdens evenementen
2.1 Algemeen
In de loop der tijd zijn er bij het schoonspringen geschreven en ongeschreven regels ontstaan als het gaat om de organisatie en het verloop van wedstrijden. Daardoor is het mogelijk vrij efficiënt en soepel wedstrijden te organiseren die niet langer duren dan strikt noodzakelijk. Daarbij wordt toch maximaal rekening wordt gehouden met de wensen en de prestaties van de springers. In dit stukje worden de belangrijkste aandachtspunten nog eens op een rijtje gezet. Daarbij is een indeling gemaakt naar de verschillende groepen die te maken hebben met de wedstrijd. Gekozen is voor een vorm waarin wordt aangegeven wat je wel doet en wat je niet doet. Het is een leidraad en hulpmiddel. Belangrijkste doel blijft om door wederzijds respect een goede gezellige sfeer te creëren zodat de spring(st)ers optimaal kunnen presteren. In alle vier de zwemsporten van de KNZB gelden gelijksoortige regels, met name als het om de houding ten opzichte van de scheidsrechter en officials gaat.
2.2 Voor de springer
1. Ik help er aan mee dat een evenement of wedstrijd soepel kan verlopen:
a. Daarom ben ik op tijd in het zwembad aanwezig.
b. Volg ik de aanwijzingen van de scheidsrechter of de organisatie op zonder tegen te spreken.
c. Ben ik op tijd bij de plank zodat ik direct na de vorige springer klaar kan gaan staan.
d. Ga ik op de plank staan en zet de rol goed zodra de vorige springer in het water is.
e. Neem ik tijdens het inspringen niet te veel tijd om mijn sprong te maken zodat ook andere springers aan de beurt kunnen komen.
f. Ik weet dat inspringen is bedoeld om de plank te leren kennen en niet als training om alsnog een sprong te leren.
2. Ik hinder andere springers niet tijdens hun sprong:
a. Daarom ga ik niet op de plank of op het plateau achter de plank staan als de springer voor mij nog moet springen.
b. Ik maak ook geen overbodig geluid als ik niet aan de beurt ben.
c. Ik loop ook niet achter de plank langs als een springer voor achterwaarts of binnenwaarts klaar staat, dan wacht ik even tot zij/hij heeft gesprongen.
3. Ik geef de jury de mogelijkheid om zo goed mogelijk te functioneren:
a. Daarom loop ik niet voorlangs de jury tijdens een wedstrijd.
b. Maak ik geen hinderlijk lawaai in de buurt van de juryleden zodat zij zich kunnen concentreren.
c. Blijf ik weg van de jurytafel met het secretariaat zodat zij hun werk in alle rust kunnen doen.
d. Zal ik nooit luid hoorbaar voor het publiek negatief afgeven op juryleden, scheidsrechter of de beoordelaars.
e. Als ik een protest wil indienen loop ik daarvoor naar de scheidsrechter die ik rustig te woord sta.
f. Ben ik stil als de cijfers worden opgelezen en tijdens de aankondiging van de sprong van de volgende springer.
4. Veiligheid is voor het springen heel belangrijk:
a. Daarom spring ik nooit zomaar voor een plank of platform in het water.
b. Ook zwem ik nooit zomaar voorlangs een plank of platform.
c. Als ik inspring van de toren doe ik dit alleen als de trainer die daarvoor is aangewezen aangeeft dat ik mag springen. En dan nog let ik op dat er niemand onder het platform is of ook springt. Zeker als er twee platformen boven elkaar liggen.
2.3 Voor de trainer
1. Ik help er aan mee dat een evenement of wedstrijd soepel kan verlopen:
a. Daarom zorg ik ervoor dat mijn springers op tijd zijn.
b. Ik ondersteun de scheidsrechter en de organisatie actief als zij de springers iets vragen door er op te letten dat mijn springers de aanwijzingen opvolgen. Als zij dit niet doen corrigeer ik hun (ook als ik niet direct weet waarom de scheidsrechter of de organisatie ergens om vraagt!).
c. Ik zorg ervoor dat mijn springers op tijd bij de plank zijn als zij aan de beurt zijn in een wedstrijd en dat zij niet in de weg lopen van de juryleden. Ik zorg er ook voor dat mijn springer de voorgaande springer niet stoort.
d. Ik zorg ervoor dat mijn springers die niet aan de beurt zijn geen lawaai gaan maken en de wedstrijd niet verstoren.
e. Ik weet dat inspringen bedoelt is om de plank te leren kennen en niet als training om een sprong te leren.
f. Ik weet dat een springer op de plank moet gaan staan voordat de scheidsrechter de sprong mag aankondigen, ik zorg er dan ook voor dat de springer dit weet zodat de wedstrijd niet wordt vertraagd.
2. Ik hinder andere trainers en springers niet tijdens een evenement of wedstrijd:
a. Daarom loop ik of lopen mijn springers niet achter de plank langs als een springer voor achterwaarts of binnenwaarts klaar staat. Ik leer mijn spring(st)ers dat zij wachten tot de andere springer heeft gesprongen.
b. Ik zorg ervoor dat mijn springer niet op de plank of het platform achter de plank staat als de springer voor haar/hem nog moet springen.
c. Ik maak ook geen overbodig geluid als een springer moet springen.
3. Ik geef de jury de ruimte om zo goed mogelijk te functioneren:
a. Daarom ga ik niet vlakbij de jury staan om mijn springer aan te moedigen of aanwijzingen te geven.
b. Daarom loop ik niet voorlangs de jury tijdens een wedstrijd.
c. Ook maak ik geen hinderlijk lawaai in de buurt van de juryleden zodat zij zich kunnen concentreren op de sprong.
d. Ik blijf weg van de jurytafel met het secretariaat zodat zij hun werk in alle rust kunnen doen, ook als een wedstrijdonderdeel is afgelopen loop ik niet naar het secretariaat voor een tussen uitslag.
e. Zal ik nooit hoorbaar voor mijn springers of het publiek negatief afgeven op de scheidsrechter of de juryleden.
f. Als ik een protest wil indienen loop ik daarvoor naar de scheidsrechter die ik rustig te woord sta, dit doe ik ook als ik het ergens niet mee eens ben.
g. Ik weet dat de scheidsrechter bevoegd is aanwijzingen te geven en zal die vanzelfsprekend direct opvolgen ook als mij niet direct duidelijk is waarom de aanwijzing wordt gegeven.
4. Veiligheid is voor het springen heel belangrijk.
a. Daarom houd ik altijd toezicht op wat mijn springers doen.
b. Als dat nodig is zorg ik er ook voor dat andere springers veilig bezig zijn.
c. Bij het inspringen van de toren spreek ik met de andere trainers af hoe wordt aangegeven
2.4 Voor de official/organisatie
1. Ik help er aan mee dat een evenement of wedstrijd soepel kan verlopen:
a. Daarom zorg ik ervoor dat ik op tijd aanwezig ben zodat ik kan deelnemen aan de juryvergadering.
b. Ik zorg ervoor dat ik tijdig naar mijn plaats ga als ik moet jureren of schrijven.
c. Ik ondersteun de scheidsrechter en de organisatie actief met het in goede banen leiden van de wedstrijd.
2. Ik zorg voor een positieve houding tijdens het gehele evenement of de wedstrijd:
a. Daarom concentreer ik mij als ik jureer alleen op de wedstrijd en de verrichtingen van de springer die aan de beurt is en laat ik mij niet afleiden door anderen.
b. Als ik jureer praat ik niet met anderen en zorg ervoor dat de springer die aan de beurt is ziet dat ik geïnteresseerd ben in wat hij/zij gaat doen. Ik zit dus rechtop en ga niet rond kijken.
c. Ik ben KNZB official en geen verenigingsofficial en treedt daarom onpartijdig op.
d. Waar nodig ondersteun ik de scheidsrechter en de organisatie met het goede verloop van de wedstrijd.
e. Ook tussen de wedstrijdonderdelen in blijf ik aanspreekbaar als onpartijdig official.
3. Ik ben tussen de series door aanspreekbaar op mijn jureren:
a. Als een mede jurylid of een springer na afloop van een wedstrijdonderdeel vraagt om uitleg over een cijfer geef ik daar serieus antwoord op.
b. Ik zal mij onthouden van het geven van mijn (negatieve) mening over het functioneren van andere officials aan anderen dan de betreffende official zelf.
c. Als ik vraagtekens heb bij de keuzen van andere juryleden spreek ik die daar na afloop van een onderdeel zelf op aan en vraag hem of haar om een toelichting.
4. Veiligheid is voor het springen heel belangrijk:
a. Daarom zal ik altijd ingrijpen in geval dat ik een gevaarlijke situatie constateer. Ik vertel dit ook aan de organisatie zodat zij daar gepast actie op kunnen nemen.
b. Als dat nodig is zorg ik er ook voor dat andere springers veilig bezig zijn.
3. Wedstrijden, startvergunningen, official en boetebeleid
3.1 Algemeen
Net als bij de andere sporttakken van de KNZB gelden er voor schoonspringwedstrijden een aantal regels.
Dit zijn regels over het melden van wedstrijden, het verzenden van een proces verbaal van wedstrijden en over de startvergunningen die spring(st)ers moeten hebben als zij deelnemen aan specifieke wedstrijden. Indien niet de hand wordt gehouden aan de regels wordt een administratieve boete opgelegd.
Deze regels zijn opgenomen in de diverse reglementen van de KNZB die te vinden zijn op de internetpagina Reglementen.. De belangrijkste reglementen voor het schoonspringen zijn het Sportreglement C en het Schoonspringreglement F.
3.2 Melden van wedstrijden
a. Voor het melden van wedstrijden in Nederland moet gebruik worden gemaakt van de geautomatiseerde webkalender op de site van de KNZB, Het proces verbaal met de uitslagen dienen ook met behulp van de webkalender binnen vijf dagen na de wedstrijd te worden ingediend. Als een vereniging of een Regio een open wedstrijd organiseert waaraan leden van andere verenigingen deel mogen nemen moet die wedstrijd worden gemeld.
b. Voor deelname aan wedstrijden in het buitenland moet gebruik worden gemaakt van het Meldingsformulier deelname aan wedstrijden in het buitenland.
c. Voor een clubkampioenschap, waaraan geen springers van andere verenigingen deelnemen, hoeft geen melding te worden ingediend. Als er een open inschrijving is voor andere verenigingen aan het clubkampioenschap dus wel! Als de vereniging in gebreke blijft legt de KNZB een administratieve boete op.
d. Wedstrijden die worden georganiseerd door of namens de KNZB hoeven niet te worden gemeld. Dit zijn het NK-A, NJK, het NMK en de KNZB jeugdcircuitwedstrijden.
e. Regio-schoonspringwedstrijden moeten worden gemeld door de organiserende Regio. Ook de wedstrijden voor niet-startvergunninghouders. Indien de Regio in gebreke blijft legt de KNZB een administratieve boete op.
3.3 Proces verbaal van een wedstrijd
Na afloop van een wedstrijd in Nederland dient de organisatie van een wedstrijd binnen 5 dagen een proces verbaal te uploaden in het wedstrijdregistratiesysteem van de zwembond, eventueel door tussenkomst van het bondsbureau.
Dit proces verbaal dient volgens het Schoonspringreglement F19.2 de volgende gegevens te bevatten:
● de naam van de organiserende instantie, het zwembad waarin de wedstrijden plaatsvonden, alsmede de datum van de wedstrijden;
● de namen en bevoegdheden van de juryleden met vermelding van de wedstrijdonderdelen, waarbij zij hebben gefungeerd;
● de namen van de deelnemers, hun startvergunningnummers (bij wedstrijden voor deelnemers zonder startvergunning alleen het geboortejaar als de deelnemer niet in het bezit van een startvergunning is) en de namen van hun verenigingen;
● de wedstrijdonderdelen met vermelding van springplank- of platform hoogte;
● de eindvolgorde van de deelnemers per wedstrijdonderdeel met vermelding van eventuele prijzen;
● bijzonderheden door de scheidsrechter te vermelden indien van toepassing.
Administratieve boetes voor het niet of te laat melden van wedstrijden en het niet tijdig of onvolledig inzenden van een proces verbaal worden opgelegd door het bondsbestuur waarbij het bondsbureau verantwoordelijk is voor de uitvoering.
3.4 Startvergunning
In principe moet iedereen die deelneemt aan een wedstrijd schoonspringen in het bezit zijn van een (dag‑)startvergunning, tenzij de springer jonger is dan 6 jaar. Omdat startvergunningen via het systeem sportlink van de KNZB kunnen worden geregeld door de vereniging zelf is het altijd mogelijk ervoor te zorgen dat de startvergunning vóór de wedstrijd bekend is. In het systeem sportlink moet voor schoonspringwedstrijden tevens worden aangegeven dat de startvergunning wordt gebruikt voor het schoonspringen.
Voor welke wedstrijden heb je een startvergunning nodig:
● Voor deelname aan alle internationale wedstrijden.
● Voor deelname aan alle door of namens de KNZB georganiseerde wedstrijden. NK-A, NJK, O-NMK, NMK.
● Selectiewedstrijden voor de Nationale ploeg van de KNZB.
● Voor deelname aan alle wedstrijden georganiseerd door een Regio met uitzondering van wedstrijden voor niet-startvergunning-houders. Voorbeelden zijn (Open) Regiokampioenschappen en Landelijke leeftijdsgroepen wedstrijden.
● Voor deelname aan wedstrijden georganiseerd door verenigingen met een open inschrijving voor andere verenigingen. Voorbeelden zijn 6-kamp wedstrijden, diplomaspringen, Sinterklaaswedstrijd in Nieuwegein, enz.
Geen startvergunning is nodig voor:
● Deelname aan het KNZB jeugdcircuit.
● Een door een regio georganiseerde wedstrijd als in de uitnodiging is opgenomen dat niet-startvergunninghouders mogen deelnemen.
● Verenigingswedstrijd waaraan alleen spring(st)ers van de eigen vereniging deelnemen.
Belangrijk is dat de lijst van wedstrijden waaraan mag worden deelgenomen zonder startvergunning een limitatieve lijst is. Als een wedstrijd niet voldoet aan de criteria van deze lijst moet een deelnemer in het bezit zijn van een (dag-) startvergunning.
Voorbeelden hiervan zijn de Novice-onderdelen van een Masterswedstrijd. Als er twijfel is kan er contact worden opgenomen met de taakgroep reglementen schoonspringen.
3.5 Officials
Het is verenigingsleden van de KNZB niet toegestaan te fungeren als official zonder dat zij of hij in het bezit is van de juiste jurybevoegdheid (T, 6 en/of 5). Hierop is één uitzondering, namelijk het praktijkexamen om in aanmerking te komen voor een officialbevoegdheid. In alle andere gevallen dat iemand als official optreedt zonder bevoegdheid wordt een administratieve boete opgelegd.
3.6 Controle en administratieve boetes
De KNZB draagt, door tussenkomst van de controlefunctionaris schoonspringen, zorg voor het uitvoeren van de controle.
Boetes in verband met het te laat melden van wedstrijden en uitslagen worden geautomatiseerd gegenereerd door tussenkomst van de webkalender.
3.7 Springlijst downloads
4. Leeftijdsgroepen en sportnationaliteit
4.1 Leeftijdsgroepen
Leeftijdsgroep | Kalenderjaar 2024 geboren in | Kalenderjaar 2025 geboren in |
Leeftijdsgroep E | 2015 en later | 2016 en later |
Leeftijdsgroep D (Als er geen aparte E groep is) | 2013 en 2014 (2013 en later) | 2014 en 2015 (2014 en later) |
Leeftijdsgroep C (Als er geen aparte D en E groep is) | 2011 en 2012 (2011 en later) | 2012 en 2013 (2012 en later) |
Leeftijdsgroep B | 2009 en 2010 | 2010 en 2011 |
Leeftijdsgroep A | 2006, 2007 en 2008 | 2007, 2008 en 2009 |
Leeftijdsgroep S | 2005 en eerder | 2006 en eerder |
Leeftijdsgroep masters (NL incl 19 jaar) | 2005 en eerder | 2006 en eerder |
Leeftijdsgroep masters (FINA vanaf 25 jaar) | 1999 en eerder | 2000 en eerder |
4.2 Sportnationaliteit
Een spring(st)er bezit de “Nederlandse sportnationaliteit” indien:
- Hij of zij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit en nog nooit is uitgekomen voor een Nationaal team van een ander land.
- Hij of zij niet de Nederlandse nationaliteit bezit en ten minste 6 maanden in het bezit is van een startvergunning van de KNZB én nog nooit is uitgekomen voor een Nationaal team van een ander land.
- Indien een springer, die in het bezit is van de Nederlandse Nationaliteit, in het verleden is uitgekomen voor een nationaal team van een ander land (en daarom de sportnationaliteit van dat land heeft) kan hij of zij het bondsbestuur vragen alsnog de Nederlandse sportnationaliteit te krijgen. Die spring(st)er mag na verkrijgen van de Nederlandse sportnationaliteit niet meer uitkomen voor een Nationaal team van een ander land. Dit verzoek kan worden ingediend nadat betrokken spring(st)er ten minste 6 maanden in het bezit is van een KNZB startvergunning.
Een spring(st)er verliest per direct de Nederlandse sportnationaliteit als hij of zij uitkomt in het nationaal team van een ander land.
5. Prestatiemedailles en diplomaspringen
5.1 KNZB prestatiemedailles aanvragen
Behalen van een prestatiemedaille:
Jaarlijks komt een spring(st)er in aanmerking voor één prestatiemedaille. Deze medaille kan worden behaald bij jeugd wedstrijden waarin het NJK programma voor de leeftijdscategorieën C, B of A is gesprongen. Bij een alle leeftijden wedstrijd waarin het NK-programma is gesprongen. Of een masterwedstrijd waarin het NMK programma voor de betreffende leeftijdsgroep is gesprongen. Als je als jeugdspringer in een hogere leeftijdsgroep springt kan je op basis van de score in die wedstrijd ook een prestatiemedaille halen. Voor masters geldt dat je het aantal NMK sprongen van de "eigen" leeftijdsgroep moet hebben gesprongen. Je komt in aanmerking voor de hoogste medaille goud, zilver of brons.
Bestellen:
De verenigingen kunnen prestatiemedailles zilver en brons bestellen via de webshop van de KNZB. Er kan maar één prestatiemedaille Zilver of Brons worden besteld per kalender jaar per springer op basis van de op de website gepubliceerde lijsten. De gouden prestatiemedaille is gratis en wordt vanuit het KNZB bureau automatisch verzonden naar de verenigingen.
De prestatiemedailles kunnen tot uiterlijk 4 april besteld worden.
Systematiek van berekenen van de scores:
Voor het betreffende wedstrijdonderdeel wordt uitgegaan van het sprongen programma van het NK, NJK en NMK. Er wordt gewerkt met een moeilijkheidsfactor per sprong afhankelijk van leeftijd (C, A, B apart, Alle leeftijden apart en per mastersleeftijdsgroep apart) en onderdeel (1m, 3m of Toren). Jongens/heren en meisjes/dames zijn gescheiden. Bij het synchroonspringen wordt voor de eerste twee sprongen de mf 2,0 genomen. De Mf wordt vermenigvuldigd met het aantal sprongen en 3x het jurycijfer voor de betreffende medaille (bv. 5,0 voldoende- voor brons).
5.2 Prestatiemedailles individueel
5.3 Tabel prestatiemedailles synchroon
5.4 Tabel prestatiemedailles Masters individueel
5.5 Tabel prestatiemedailles Masters synchroon
5.6 Tabel diplomaspringen
Er zijn aparte tabellen voor meisjes en jongens. De tabellen zijn afgeleid van de sprongprogramma's van het NK.
Tabel Meisjes
Tabel Jongens
6. Het Wilhelmus
6.1 Wanneer wel of niet spelen van het Wilhelmus
Er zijn nogal eens vragen over het spelen van het Wilhelmus voor wedstrijden en evenementen.
Daarom een overzicht van wanneer het Wilhelmus mag worden gespeeld en wanneer in ieder geval niet.
Voor leden van het Koninklijk huis:
Bij wedstrijden en evenementen waarbij een lid van de Koninklijke familie officieel aanwezig is op het moment dat hun officiële entree van het wedstrijdterrein of bij het evenement plaats vindt kan het Wilhelmus worden gespeeld als start van de officiële aankomst voorafgegaan door het verzoek dat iedereen gaat staan en de aankondiging van het lid van het Koninklijk huis.
“Geachte aanwezigen, ik wil U vragen te gaan staan voor de aankomst van … …en het spelen van het Wilhelmus.”
Officiële openingsceremonie:
Het Wilhelmus mag worden gespeeld bij internationale of grote nationale wedstrijden en evenementen als start van de openingsceremonie. Eventueel zodra de deelnemers hun opmars hebben afgerond en zijn opgesteld langs de zijden van het zwembad indien dit helemaal aan het begin van de ceremonie is. Grote evenementen bij het schoonspringen zijn het NJK en NK-Al-in. Voor kleinere wedstrijden is het niet verboden het Wilhelmus te spelen aan het begin van de openingsceremonie. Dit is echter niet gebruikelijk.
Bij prijsuitreikingen:
Bij het uitreiken van medailles tijdens internationale wedstrijden kan het volkslied van het land van de ontvanger van de gouden medaille worden gespeeld op het moment dat hij/zij op het podium staat en alle medailles zijn uitgereikt.
Geen Wilhelmus:
Bij medaille uitreikingen van wedstrijden en evenementen met alleen Nederlandse wedstrijddeelnemers mag het Wilhelmus niet worden gespeeld tijdens de prijsuitreiking.